Een orang-oetan baby is nergens zonder zijn moeder. Vooral in de eerste maanden van zijn leven zorgt ze voor warmte, veiligheid en voedzame melk, terwijl hij zich aan haar vastklemt. Na een half jaar gaat het aapje op onderzoek uit en krijgt hij belangrijke apenlessen van zijn moeder. Zo leert hij veel verschillende soorten planten, bomen en struiken uit zijn hoofd! Hij leert niet alleen welke planten hij kan eten, maar ook waar hij een nest van kan maken en welke planten hij kan gebruiken als medicijn. Pas op zijn achtste weet hij zijn eigen boontjes te doppen.